Kamperen? Niet eens misschien!
Ik heb het één keer geprobeerd. Elf of twaalf was ik en ik mocht met een vriendinnetje en haar ouders mee. Want kamperen was zó leuk! Dat moest ik echt meemaken. Dus ik rugzak inpakken, op zolder een verstofte slaapzak opgeduikeld (dat hád me al iets kunnen zeggen) en op naar de camping.
In de file om af te wassen…
Het begon inderdaad leuk: De zon scheen, en de ouders hadden de tent waar wij in mochten slapen al opgezet. Niks te doen behalve lol hebben. Na een verkenningsrondje over de camping (zwembad, snackbar en ‘disco’) was het tijd om te barbecueën! Nog steeds leuk dus. Maar daarna begon het: Met plastic teil vol vieze borden, vieze glazen en vies bestek, daar bovenop afwasborstel, afwasmiddel én twee theedoeken, de halve camping over om af te wassen. Waar 15-plus wachtenden voor je staan. Met minstens zo veel afwas. En waar door al het vieze afwaswater drap was. Stond ik met mijn tenen en leuke glittersandaaltjes in de modder. Met vieze slappe blaadjes sla naast mijn tenen. En een mini-frikandel met een hap eruit. Yégh! Gauw een stap opzij. Uitgegleden. Alles uit mijn handen laten kieperen. Theedoeken niet meer schoon. Een klein uur later eindelijk aan de beurt. Enkel om uit te vinden dat het warme water op was. En iedereen weet dat sauzen en vet afwassen met koud water niet bepaald de ideale combi is.
Vriendschap is nooit hersteld
Terug bij de caravan was mijn enthousiasme dus al íetsje getemperd. En toen ik de tent in ging, daar eerst mijn hoofd stootte, vervolgens met mijn haar in de rits bleef hangen en tot slot een duizendpoot (of iets dergelijks) ín mijn slaapzak aantrof, was ik er klaar mee. Ik ben, zonder iets te zeggen tegen de ouders, naar een telefooncel gelopen, (dit was het pré-mobiele-tijdperk) en mijn ouders gebeld. Een uur later heeft mijn vader me opgehaald. Vriendin en ouders ietwat verbouwereerd achterlatend. De vriendschap is nooit helemaal hersteld….
Maar ik sliep heerlijk in mijn eigen bed. En deze high-maintenance-prinses-op-de-erwt (ik zeg het zelf wel) heeft daarna nooit een reden gehad om die mening bij te stellen.
Zwarte Zaterdag en dreinende kinderen
Het ‘kamperen is kramperen’-gevoel is nooit veranderd. Ik woon in het mooie Zuid-Limburgse Heuvelland en in de zomer barst het hier van de toeristen. Dat snap ik als geen ander, maar hé, we hebben hier ook hele leuke B&B’s en hotels hoor! We hebben zelfs een stuk of wat kastelen. Dus waarom al die caravans en vouwtenten?
Nog los van het feit dat je serieus veel langer onderweg bent, beland je met je aanhanghuis ook nog eens in gruwelijke files, beter bekend als ‘zwarte zaterdag’. Inmiddels blijven die allang niet meer beperkt tot één zwarte zaterdag. Nee hoor, tegenwoordig hebben we er gewoon drie. Of vier.
En ja, ook ik heb wel ‘ns CampingLife gekeken. Ik ken ook best wat mensen die kamperen. Meest gehoorde argument: ‘Het is zo leuk voor de kinderen’. Ook dat snap ik niet zo goed want volgens mij is het voor je omgeving leuker als jij het óók naar je zin hebt?
Vakantie moet beter zijn dan thuis
Zelf heb ik het credo ‘op vakantie moet het leuker/ beter zijn dan thuis’. Dan moet je wat mij betreft van goeie huize komen want ik ben heel graag thuis. Dus ik ga geen klein fortuin uitgeven om te leven als iemand die geen huis heeft. Ik ga ook niet op vakantie om langer en drukker te zijn met schoonmaken en koken dan thuis. En ik ga al helemaal niet op vakantie om te dienen als vijf-sterren-buffet voor muggen.
Glamping leek me nog wel wat. Maar mijn idee van glamping kost schijnbaar minstens zo veel als de hotels die ik uitzoek. Call me stupid, maar voor dat geld boek ik liever een hotel waar ik niet elke dag zelf de w.c. hoef schoon te maken en ik me vooral ook niet druk hoef te maken om allerlei kruipende/vliegende beesten met te veel poten en te veel vleugels waar ik de naam niet van ken.
Echt, kampeerders hebben een heel eigen kijk op dingen:
Kampeerders: het is überromantisch om een boek te lezen bij kaarslicht.
Realiteit: kaars valt om/ waait uit/ lokt insecten aan/ zet tent in de fik.
Kampeerders: zo heerlijk om wakker te worden terwijl je koeien in de wei ziet!
Realiteit: je wordt om vijf uur wakker door de zon en trapt vervolgens met je blote voeten in een koeienvlaai. Ja, echt hélemaal top.
Kampeerders: té leuk om ‘s morgens naar het campingwinkeltje te gaan voor verse broodjes!
Realiteit: tegen de tijd dat je aan de beurt bent, ligt er alleen nog een uitgedroogde pretzel.
Kampeerders: de vrijheid en de rust, het is zó genieten!
Realiteit: terwijl jij wilt slapen, maken je buren, die op een meter afstand slapen, ruzie over de kinderen die nog niet in de tent terug zijn. Nóg irritanter: dat ze ruzie hebben maar je hebt het begin gemist, dus je weet niet voor wie je nu moet zijn.
Kampeerders: je hebt ook zo lekker weinig nodig!
Realiteit: al eens om je heen gekeken op de snelweg waar al die sleurhutten rijden? Tot de nok toe vol en dan bovenop nog koffers en achterop een complete fietswinkel.
En de uitsmijter:
Kampeerders: er is weinig leuker dan dat het regent en je lekker samen in de tent zit met een spelletje.
Realiteit: een vieze klamme tent met daarin klamme mensen en een nog viezere klamme lucht.
Kom op zeg, doe nu niet alsof je op zo’n moment niet gewoon heel veel liever in je eigen huis bent. Je wilt het alleen niet toegeven.
Maar je mag graag met mij mee kamperen hoor. In een hotel. Met een Japans restaurant. En een spa. Voor het echte kampeergevoel zet ik het raam dan wel open.